6 vragen aan: Ankie Hietkamp

Even kort voorstellen: Wie ben je en waar werk je? Wat is je functie?

Ik ben Ankie Hietkamp en werk fulltime bij STMG als wijkverpleegkundige waarvan ongeveer een halve dag is gereserveerd voor de functie van Aandachtsfunctionaris voor huiselijk geweld, kindermishandeling en ouderenmishandeling. Deze functie doe ik samen met een collega en we zijn hier nu ongeveer een anderhalf jaar mee bezig.

 

  1. Wat maakt het werken met ouderen voor jou zo boeiend / speciaal
    Werken met ouderen is vaak bijzonder door de levenservaring die zij hebben opgedaan in hun leven. Als je ouder wordt is het lastiger om de verbinding te behouden in de samenleving. Dat kan komen door allerlei zaken, afnemende mobiliteit, fysieke klachten, verminderde cognitie. Door hierover het gesprek te voeren over wat de cliënt zelf echt belangrijk vindt kan ik samen met de cliënt en diens (mantelzorg)netwerk de kwaliteit van leven behouden of verbeteren. Dat doen we samen met mijn collega’s in ons team.

2.  Wat is het schrijnendste wat je ooit hebt meegemaakt met deze doelgroep?
Lang geleden, in werkte toen nog als verzorgende, woonde een cliënt bij familie in huis. De cliënt zat door fysieke beperking grotendeels in de rolstoel en kon zich daarin moeizaam voortbewegen. Cognitief waren er geen beperkingen. Ouderenmishandeling had bij lange na niet de aandacht die het nu heeft, al is dit nu ook nog niet bij iedereen bekend…

Van de familie mocht de cliënt alleen op afgesproken tijden even van diens slaapkamer af en moest daar ook de maaltijden gebruiken die aangereikt werden. Eén familielid stond tussen de cliënt en de rest en kon de verstandhouding in huis nog bemiddelen. Dus we vonden er wel wat van in ons team, maar omdat de cliënt niet wilde dat er stappen werden ondernomen bleef de situatie zoals die was.

Dagbesteding was ingezet voor een paar dagen in de week zodat de cliënt even uit de kamer kon en andere mensen ontmoeten. Op de dagbesteding rezen ook de twijfels over de leefomstandigheden van de cliënt. Nadat het “neutrale familielid” plotseling overleed was de laatste veiligheid vanuit de familie ook weg. Bij het regelen van de uitvaart werd de cliënt buitengesloten door de familie, in woord en gebaar. Na overleg met het woonzorgcentrum in de buurt werd daar een plekje geregeld, dat kon toen nog.

Ondanks alle gesprekken wilde de cliënt geen gebruik maken van de opvangplek. Het contact met de familie moest behouden blijven en door weg te gaan bestond de vrees bij de client dat dit verbroken zou worden. Regelmatig had ik gesprekken met de cliënt, we hadden dezelfde interesses, waardoor ik regelmatig in vertrouwen werd genomen. Tot op een gegeven moment de cliënt niet lekker was, griepachtige verschijnselen, algehele malaise, overgeven, diarree. Zorg werd uitgebreid omdat extra zorg vanuit de familie niet betrouwbaar was mbt daadwerkelijk zorg bieden, of zodanig ruw dat zorg ontvangen onnodig pijnlijk was en onnodige complicaties op de loer lagen.

Op een zeker moment werd de cliënt emotioneel, ik vroeg wat er nu was. De cliënt vreesde binnenkort te overlijden. De cliënt was wel ziek, maar het zag er naar uit dat de griep ook weer zou wegtrekken. Daar even over gesproken en de lucht klaarde weer wat op. Tot de volgende emotionele uitbarsting: overlijden was voor de cliënt niet de grootste angst… de grootste angst was dat er niemand op de uitvaart zou zijn…  Wat heftig! Op het laatst voelde de cliënt zich nog steeds niet belangrijk genoeg, dat er iemand de moeite  zou nemen om afscheid te nemen. 

Ik zat daar met een brok in mijn keel, het was een cliënt die meer onder mijn huid was gekropen dan professioneel verstandig was. Die eenzaamheid die daar uit kwam was zo triest. Toen heb ik toegezegd dat ik naar de uitvaart zou komen, de cliënt zou niet alleen de laatste gang hoeven maken.

Dat gezicht, ondanks alle narigheid, fleurde helemaal op. Voor mij voelde het goed, ondanks dat dit niet professioneel was.

Maar 3 weken later mocht ik toch naar de uitvaart… 

De cliënt had het goed gevoeld.

Later heb ik er nog vaak aan terug gedacht, met de kennis van toen hebben we gedaan wat we konden. Maar met de kennis en kunde die ik nu heb zou ik toch heel anders gedaan hebben.

Maar de onmacht die ik voelde, er kon veel. Maar de cliënt wilde dit niet, het onbekende was groter en enger dan de slechte familieband. Jaren later werd me duidelijk dat dit toch echt ouderenmishandeling was, dat was waarom de cliënt mij zo onder de huid was gekropen, maar ik had er toen nog geen woorden voor.

 3. Welk succes heb je gehad in de aanpak van ouderenmishandeling (casus en/of beleidsniveau)
We zijn nu ongeveer anderhalf jaar bezig als AF, we zijn bekend binnen de organisatie, collega’s weten ons te vinden met vraagstukken over huiselijk geweld. We krijgen de ruimte om presentaties en scholing te geven aan alle medewerkers van STMG. Ook hebben we het voor elkaar gekregen dat we regelmatig een podcast kunnen maken, zoals bij bijzondere themadagen over huiselijk geweld  zoals de dag van de ouderenmishandeling en Orange the World. Andere afleveringen gaan over het vak van de thuiszorg en hoe leuk en veelzijdig dat vak is 😉

 4. Welk thema binnen OM heeft jouw grootste interesse en waarom?
Binnen de ouderenmishandeling zijn er veel vormen die niet duidelijk zichtbaar zijn. Ik denk dan aan het onthouden van (medische) zorg, psychische vormen zoals stelselmatig kleineren, verwaarlozen en financieel misbruik, vaak vloeit het voort uit overbelast mantelzorg. Die onzichtbaarheid intrigeert mij. Je moet nadenken over wat je ziet en je moet het herkennen of kennis van hebben. Anders worden signalen gemist en komt er geen hulp én als je het ziet, wat dan… daar is ook nog een grote wereld te winnen. Als we dat binnen STMG op ieders netvlies kunnen krijgen hebben we echt een grote stap gemaakt.

 5. Wat is jouw grootste wens als het gaat om de aanpak van OM?
Structurele scholing voor iedere medewerker, toegespitst op het vakgebied waarin degene werkt. Huishoudelijke team’s, ambulante begeleiding, specialistische teams of de V&V teams hebben ieder eigen werkzaamheden, daardoor kunnen signalen ook verschillen. Door scholing te structureren kun je ook op een gegeven moment de verdieping in. Dan gaan gaat HW meer herkend worden.

6. Wat is een van de punten die echt verder opgepakt moet worden of verder ontwikkeld moet worden?
Structurele scholing voor alle medewerkers, maar dit onderbouwen en hard maken is lastig. Als alle vormen van huiselijk geweld tijdig worden gesignaleerd heeft dit ook een preventieve functie. Dit vergroot levensgeluk van iedere client waardoor er minder gezondheidsproblemen zijn. Zo is uiteindelijk minder zorg nodig zodat zorg op een andere manier beschikbaar komt.